The Dutch term "make-up" matches the English term "make-up"

other dutch words that include "make" : english :
aan elkaar vastmaken connect
aanmaken fabricate, do, manufacture, prepare, kindle, light
aanspraak maken op presume, claim
afmaken terminate
anders maken turn, alter, change
bekendmaken advise, notify, counsel
beschaamd maken abash
beter maken remedy, heal
blind maken dazzle
bokkesprongen maken caper
buit maken obtain, acquire, attain, get
buitmaken plunder, rob
dichtmaken close, shut, clog
doodmaken slay, kill
doormaken survive
duidelijk maken clarify
een backup maken backup
een backup maken van backup
een buiging maken curtsy
een fout maken err
een geintje maken kid
een glijvlucht maken glide
een lijst maken list
een nest maken nest
geruchtmakend sensational
gewag maken van mention
goedmaken compensate
haast maken hurry, rush
het hof maken court, woo
het maken fare
horlogemaker watchmaker
indruk maken op impress
ingewikkeld maken complicate
inmaken preserve, pickle
jacht maken op hunt
kenbaar maken reveal
kleinmaken abase
kleren maken tailor
klokkenmaker watchmaker
kunstenmaker acrobat
losmaken untie, unlash
makelaar broker
maken develop, cause, make, do, fabricate, manufacture
meemaken participate
onderscheid maken differentiate
onsmakelijk disgusting, abhorrant, nauseous
onveilig maken infest
openmaken open
opmaken edit, waste
propaganda maken voor publicize
ruzie maken wrangle
schoenmaker shoemaker
schoonmaken cleanse, purge
slotenmaker locksmith
smakelijk tasty
smakeloos tasteless
smaken taste
spoed maken rush, hurry
trillers maken trill
uitmaken decide, constitute
uitmaken voor call
vermakelijk funny, amusing, entertaining
vochtig maken dampen
voortmaken rush, hurry
vuurmaker lighter
wakker maken arouse, awaken, wake
weekmaken soak
zich eigen maken adopt